Hoofdstuk 7 Behandelen en Voorkomen 

 

7.1 Behandeling

-Bij oppervlakkige, plaatselijke infecties, zonder koorts, is goede wondverzorging en goede hygiëne voldoende. Als een de infectie bij een vreemdlichaam is ontstaan (dat betekent dat er een infectie is ontstaan bij een lichaams-vreemde stof zoals een hechting) kan die het beste verwijderd worden, tenzij dat echt niet kan.

 

-Bij uitgebreide laesies (verwondingen), met of zonder koorts, of bij invasieve (inwendige) infecties, is antibiotica noodzakelijk. Veel antibiotica dringen niet of zeer slecht door in pus, of zijn daarin onwerkzaam. Wonden met pus worden daarom meestal behandeld met (chirurgische) incisie (dat het wordt weggesneden) en drainage (dat het vocht wordt afgevoert). In verband met de frequente penicillineresistentie (circa 80%) komt in de eerste plaats een penicillinaseresistente penicilline, zoals flucloxacilline, in aanmerking. Bij overgevoeligheid voor penicillinen dient een deskundige te worden geraadpleegd voor het instellen van een effectief bestrijdings middel.

 

Bij infecties waar toxinen een belangrijke rol spelen (Toxische Shock Syndroom) wordt geadviseerd clindamycine toe te voegen om in een vroeg stadium de toxineproductie (de gifproductie) te blokkeren.

 

Behandeling van MRSA-infecties vindt plaats in overleg met een arts-microbioloog of infectioloog. Ook bij bekende MRSA-dragers of patiënten met een hoog risico op MRSA-dragerschap is het bij ernstige infecties van belang om met de arts-microbioloog of infectioloog te overleggen. Het kan immers noodzakelijk zijn voor een andere empirische therapie (wetenschappelijke therapie) te kiezen. Eradicatiebehandeling (betekent ook wel behandeling) van MRSA geschiedt door de behandelaar in overleg met een arts-microbioloog of infectioloog; bron de SWAB richtlijn ‘Optimaliseren van het antibioticabeleid in Nederland XI, SWAB richtlijn Behandeling MRSA dragers’ (zie http://www.swab.nl/richtlijnen).

 

7.2 Voorkomen in Nederland

Met name impetigo (=krentenbaard) kan epidemisch (=over de bevolking verspreid) voorkomen, vooral onder kinderen op kinderdagverblijven of scholen en vaak rond de zomerperiode (warm weer). Ook andere vormen van huidinfecties met S. aureus kunnen epidemisch voorkomen in situaties waar veel huidcontact en het krijgen van laesies (=wonden) samen voorkomen, zoals bij contactsporten. Voorbeelden zijn judo, rugby, voetbal en worstelen. Verder is S. aureus een van de meest voorkomende verwekkers van ziekenhuisinfecties, met name van (postoperatieve) wondinfecties. 

-De prevalentie (het aantal mensen die geïnfecteerd zijn) van MRSA bij invasieve (inwendige) infecties in Nederlandse ziekenhuizen is circa 1%. 

De prevalentie van MRSA-dragers in verpleeghuizen is < 1%. In de algemene bevolking heeft 0,13% van de mensen MRSA. Het percentage positieve MRSA neusdragers bij ziekenhuisopname is in overeenstemming hiermee: ongeveer 0,03% 

(http://www.nationaalkompas.nl/preventie/van-ziekten-en-aandoeningen/infectieziekten/antibioticaresistentie/preventie-van-antibioticaresistentie-bij-ziekenhuisinfecties-samengevat/).